america-thirst.reismee.nl

Duo Knabbel en Babbel

Wanneer je op de Veluwe provinciaal rondrijdt, zie je geregeld driehoekige en van rode randen voorziene aanmaningen om op te letten op overstekend wild. In alle jaren dat ik daar zelf heb gereden of mocht meekarren met iemand werkelijk nog nooit een hert het asfalt zien kruisen.

Dat is in Amerika allemaal heel anders. We hebben werkelijk alles al voor de wielen langs zien komen: coyotes, bizons, wezels. Je kunt het zo gek niet bedenken of ze willen oversteken.

Tussen Monticello en Bluff in Utah worden we een paar keer gewaarschuwd voor overstekende herten. Terwijl ik met een gangetje of 50 (mijl) per uur een heuvel opklim met de veel te weinig krachtige Fordmotor – die wel het nodige ongelode lust – zie ik ze links en rechts van de weg gewoon staan. Nietsvermoedend, nergens bang voor, deze beesten kunnen elk gewenst moment de oversteek wagen. Die borden zijn er dus niet voor niets. Mijn voorstel is om ze op de Veluwe op te graven en te doneren aan Zuid-Utah.

Maar de leukste beesten blijven toch Knabbel en Babbel. De chipmunks die ons keer op keer verbazen in hun aanwezigheid en de snelheid waarmee ze weer foetsie zijn.

Deze ochtend stonden we op Island in the Sky, in Canyonlands National Park. Een park dat niet zo spannend is, hoogvlakte vol gras, maar met enkele verrassingen. Zoals te doen gebruikelijk, rijden we eerst helemaal naar het end. We waren niet om zessen, maar een stief halfuurtje later opgestaan, dus zo tegen achten reden we bovenop alle moois op weg naar het ontbijt. Ook nu weer hoefden we de pas niet te laten zien, omdat de rangers nog op een oor liggen om die tijd.

Bij het uitzichtpunt aan het end van het park aangekomen, zet ik de stoeltjes uit, Mariella zet koffie en ik pak een yoghurt uit de keuzelijn waarvan alleen die met peper wordt gemeden. Vandaag is het kokosnoot, lekker tropisch zo’n bounty in je yoghurt. En ik neem een bakje frambozen.

We zitten amper of ons valt de enorme stilte op. Niet dat er niemand is, maar het is er niet zo’n drukte als in Arches. Wanneer iedereen de parkeerplaats heeft verlaten om op het uitzichtpunt het uitzicht te bekijken, drinken wij onze koffie en genieten dus van de enorme afwezigheid van geluid. Wat een weldaad.

Wanneer we naar links kijken, zien we een chipmunk, een soort eekhoorn die deze naam dus niet schijnt te mogen voeren. Knabbel (of Babbel) klimt in een dotje gras en plukt er wat van, wat hij in de breedte in zijn bekje steekt en hij daalt weer af naar beneden. Een pluk gras vind ik een wat sneue beloning voor zo’n inspanning, dus ik gooi ‘m een framboos toe. Dat is iets dat Knabbel (of Babbel) nog nooit eerder heeft gezien. Het is weliswaar Amerikaanse waar, maar op Island in the sky groeit dit niet. Dat zal hij straks mooi kunnen laten zien aan Babbel (of Knabbel) als hij terugkeert naar zijn holletje. Hij steekt het in z’n bekje en met de rode vrucht goed zichtbaar tegen de gedekte kleuren van de rest van de natuur, rent hij weg.

Roetsj, weg is dus Knabbel (of Babbel). Wij pakken de stoelen weer in, halen de camera uit het foedraal, sluiten de bus af en gaan naar het uitzichtpunt om aldaar ons te laten verbazen over de prachtige kloof die honderden meters onder ons begint en zich kilometers uitstrekt. Met dank aan de rivier de Colorado, die dit alles heeft weten uit te slijpen.

Wanneer we het pad oplopen, zien we daar Knabbel (of Babbel) weer rennen. JE zou kunnen denken ‘hoe weet je dat zo goed?’. Nu aan, hij is nogal herkenbaar aan de rode vrucht die hij nog steeds in zijn bekje draagt. Vandaar de vaste overtuiging.

De rest van de dag zien we er nog vele rondlopen, maar Knabbel (of Babbel) was het niet of de rode vrucht was inmiddels in het holletje opgepeuzeld of opgeborgen.

Tegen elven zijn we helemaal klaar met Canyonlands en gaan we naar onze volgende bestemming: Bluff in het Zuidoosten van de staat Utah, zo’n 50 mijl van het enige vierstatenpunt (Utah, Nevada, New Mexico en Colorado) dat Amerika rijk is. Heel even overwegen we een fotomomentje, maar ruim 100 mijl omrijden wordt zelfs ons te gortig. We doen het niet.

In Monticello pinnen we 500 dollar in twintigjes – nu weten we ook waarom Amerikanen altijd met zo’n enorme stapel gevouwen bankbiljetten rondlopen – en lunchen we in de enige tent in de stad die er enigszins acceptabel uitziet. Acceptabel is in dit geval een saladebuffet uit 1977 en met duct tape in de juiste kleur van de rugleuning gerepareerde banken zoals je die alleen in Amerikaanse diners kunt aantreffen. De tv-serie Happy days ooit gezien? Nu, dat is dit, maar dan in 2017. Helaas is het grijs ook gebruikt voor de blauwe zitting, wat pas detoneert wanneer we willen plaatsnemen. Het geheel wordt afgemaakt met een zeer grof afgewerkt traporgel dat pontificaal aan de uiterste korte zijde van de eettent staat. Wat zal dat op zondag een rotherrie geven.

Een uitstekende dubbele hamburger en een in zes punten opgesneden en quesadilla later, rekenen we af en staan we nog wat buiten te staan, als we plots iets geks voelen. Water. Druppels. Uit de hemel. Het regent! Na tien druppels is het voorbij, maar in elk geval heeft het geregend. We schuilen in de bus die ons naar Bluff brengt (de dubbele ff moet met hapering worden uitgesproken Blufff-fff, zie voor uitleg Banff in Canada).

In Bluff zijn er drie mogelijkheden om de nacht door te brengen op een camping. De eerste camping langs de weg, de tweede en de derde. Die laatste is zo’n drie mijl ten zuiden van Bluff en is er eentje van de Amerikaanse natuurclub en die biedt geen enkele luxe. Dus geen hook-ups met stroom (nodig voor de airco en koelkast), geen douches en minimaal uitgeruste pleegebouwen.

We rijden een rondje over A en over B en er is helemaal niemand. We vestigen ons op nummer B 23, rollen het zonnescherm uit en zetten de stoelen neer. Het is er stil omdat er niemand is en dat vindt Mariella nu ook weer iets te weinig reuring. Er hangt ook een wat macabere sfeer op de camping om die reden. We weten dat het Amerikaanse vakantieseizoen op z’n end loopt, maar dit is een stap te ver.

We breken op en rijden terug naar Bluff. Daar zien we de afslag naar nummer twee. Die ziet er redelijk bezet uit, maar onaantrekkelijk. Dus dwars door een woonwijk met de bus naar nummer drie (andersom teruggeteld want het is de eerste langs de weg waar we langs binnen kwamen).

Deze is best prima, want er staat op een plek of veertig maar een andere camper. De camping wordt in tweeen verdeeld tussen de A-zijde waar de ene camper staat en de B-zijde waar wij tussen een aantal bomen gaan staan. Tussen ons in staat het huisje van de beheerder, een nogal warrige maar behulpzame vrouw die ons legio tips geeft om morgen de hele dag te vullen.

Nee, we gaan niet naar het vierstatenpunt, maar wel naar Monument Valley en op de weg erheen zeker even een foto maken waar Forrest Gump besluit na drie jaar non-stop te hebben hardgelopen plotseling naar huis te gaan. Ik heb een screenshot van de beheerder van de camper gezien, dus die foto moet er wel komen. Google maar eens op Forrest Gump en Monument Valley.

Jammer dat ik juist gisteren besloot mij te scheren.

Reacties

Reacties

nn

te lang!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!