america-thirst.reismee.nl

Reuze

Voor een boswandeling ben ik nauwelijks te porren. Ik zie de natuur over het algemeen als een hinderlijke onderbreking tussen twee steden, dus zal ik er zelden op uit trekken om dit te gaan ontdekken. Niet dat ik ooit heb belang van een goed park, bos of woud zal ontkennen. Begrijp me goed, het zijn de longen van de wereld, dus er is noodzaak voor verzamelingen bomen.

Maar om er doorheen te lopen? Mwah. Behalve in Sequoia National Park. En dat heeft alles te maken met het feit dat hier tussen de bomen, de woudreuzen uit de oertijd staan geparkeerd. Enorme bomen van tegen de 80 meter hoog en geregeld met een stamomtrek van ehhhh, hoe zat dat ook alweer met pi en vermenigvuldigen en dergelijke?

Nu goed, ze zijn enorm. Maar om nu te zeggen dat ze veel voorkomen? Nee. Daarvoor moet je dus in Sequoia zijn (33 van de 70 groves in de Sierra Nevada liggen hier) en dat heeft alles met de omstandigheden te maken. Tussen 5.000 en 7.500 voet, met ietwat natte grond, maar niet drijf en weinig of geen concurrentie van andere bomen. Daar heeft de natuur zelf ook een trucje voor en dat heet vuur. Telkens als er een bos uitfikt op deze hoogte, gedijt de mammoetboom hier onder. Die heeft ruimte nodig.

En dat krijgt ‘ie dus in dit park. We gaan op onderzoek uit nu het weer is verbeterd ten opzichte van gisteravond. Toen hagelde en onweerde het. Nu is het koel, het is dan ook pas acht uur ’s ochtends.

Het is dus 23 jaar geleden dat ik hier voor het laatst was en ik herken niks meer van de route. We parkeren ver boven de grootste boom, de General Sherman, en dalen het pad af naar beneden. Was dit hier toen ook? Ik weet van niks. Pas wanneer we beneden komen, zie ik dat ik destijds daar vandaan kwam. Het parkeerterrein is gewoon verplaatst van onder naar boven. De boom staat nog precies waar ‘ie stond toen ik er was. Niet raar voor een boom van 3.000 jaar oud.

En lelijk is de Sherman ook. Niet het gracieuze van zijn omstanders, die rank hoog staan te wezen. Maar plomp en met een dode top. Daardoor flikkert er af en toe wel eens een tak uit de top, zoals in 2006. Zoiets krijg je liever niet op je hoofd.

Vanaf de Sherman, waar natuurlijk iedereen op gefocust is en lawaaiig loftuitingen aan doet, is een aantal wandelroutes uitgezet langs andere reuzen. We pikken er eentje op en bevinden ons al snel buiten de meute die alleen de Sherman bezoekt. Na een kleine drie kwartier zijn we rond en begint de klim naar boven weer. Onderweg worden we vermaakt door ronddartelende chipmunks.

Wanneer we de camper weer starten, is het nog geen tijd om het park te verlaten. Daarvoor hebben we nog te weinig bomen gezien, vinden we. We rijden dus de weg af naar beneden, waar we met de 23-voeter nog net mogen komen en stuiten op een wegafsluiting. Er moet namelijk iets bijzonder onduidelijks gebeuren door veel mannen met veel wagens en daarvoor gaat een baan dicht. Alle verkeer moet over een strook en dat gaat keurig achter de pilot car ‘Follow me’ aan. Kost een halfuurtje, maar dan heb je ook wat.

De pilot car rijdt zo langzaam, dat we onderweg uitgebreid alle mammoetbomen die links en rechts van het asfalt hoog staan te wezen, nog kunnen aanschouwen. Van het museum moeten we het in elk geval niet hebben. Dat is op het saaie af.

Hoogste tijd om te vertrekken, we moeten nog naar de kust.

De heenweg leek eindeloos, de terugweg half zo lang. Dat schijnt altijd zo te zijn en daar doen we nu ons voordeel mee. Weliswaar is het nog steeds een mijl of 40 over bergwegen, maar het gaat voor mijn gevoel een stuk sneller.

Wanneer we het park verlaten, worden we om de 1.000 voet geinformeerd dat we weer 1.000 voet lager zijn. We waren op ruim 6.000 en dalen af naar 1.000. Onderweg ploft de lege colafles een aantal keer, die kan het drukverschil net zo slecht aan als onze oren.

Hoe lager we komen, hoe breder de weg en drukker het verkeer wordt. Tot we in Fresno zijn; waar het breed en druk is. Het is tegen tweeen en we moeten nog lunchen. De hoop is gevestigd op een leuk Mexicaans restaurantje, het wordt de Mac. Daarvan weten we namelijk zeker dat er wifi is en we moeten na twee dagen wifiloos toch even de post doornemen.

Van het westelijk front geen nieuws.

We gaan een klein stukje door op de snelweg, waar het allengs rustiger wordt, hoe verder we Fresno achter ons laten. Tot we een zijweg moeten nemen en die blijkt ruim 40 mijl kaarsrecht te zijn met kaarsrechte zijstraten die eerst zijn genummerd met toevoeging van North of South, al naar gelang de ligrichting, maar verderop namen krijgen. Vast omdat de nummers op waren.

Tot aan de kust is er weinig anders te melden dan dat er veel verkeer is, de bus zich er doorheen wurmt en we onderweg weer eens voor 50 dollar tanken.

Nee, dan de kust zelf. Eindelijk zien we de oceaan en dat mag ook wel, het is na zessen. We moeten nu toch echt een slaapplaats hebben voor we dat op de tast moeten vinden, de zon gaat hier namelijk redelijk snel onder.

Het lukt in het Veterans Park, nu dit nog zien te vinden. Het visrestaurant aan de haven heeft geen idee, de uitbater stuurt ons naar de benzinepomp. Die heeft ook geen idee, maar wel een kaart, mits we er 8 dollar voor lappen. Dat doen we en zo zitten we 10 minuten later op het een-na-laatste plekje op de campercamping en maken we plannen voor morgen: uitslapen, aquarium bekijken, uitgebreid lunchen en ander vertier.

Het kan aan de kust.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!