america-thirst.reismee.nl

Totale gekte

Om half zes gaat de wekker. Half zes? Ja, half zes. Niet dat er wordt opgestaan, want dat gebeurt pas om zes uur, zoals door mij gepland. Mariella wilde half zes, zodat ze nog wat koffie kon drinken. Ik zes uur, want om dat uur sla ik koffie graag over. Evenals alles.

Maar Mariella staat nog niet op. Dat gebeurt dus ook pas om zes uur. En om 6:19 rijden we de camperplaats al af. Op weg naar Grand Teton, het park dat aan Yellowstone in het zuiden grenst. Vandaag is het 21 augustus en vandaag gaat de zon 2 minuut 20 schuil achter de maan: het is eclips en heel Noord-Amerika is in de ban zoals alleen Noord-Amerika in de ban kan zijn.

We draaien de parkeerplaats af en ik wil links, maar Mariella zegt rechts. Omdat zij navigeert en ik stuur, luister ik keurig. Maar in mijn beleving heb ik gelijk. Uiteindelijk hebben we allebei gelijk, want mijn route eindigt op die van Mariella, ergens een mijl of wat verderop.

We moeten zo’n 2,5 uur rijden om in Grand Teton aan te komen, daar waar de 100-procentlijn van de eclips ligt. Die varieert van een krappe minuut in het noorden van Teton, tot 2 minuut 20 in Jackson, een plaatsje ten zuiden van.

Wanneer we rijden, komt de zon – onze held van vandaag, al weet hij dat zelf nog niet – langzaam aan mijn zijde op. Ik kijk uit het raam naar rechts en zie rode strepen aan de einder, achter de bergen moet dan nog ergens de zon zijn. Het is nog aardig bewolkt en dat baart zorgen. Op dezelfde hemelbedekking is het in 1999 aardig fout gegaan in Munchen. Okee, we hadden toen een totale eclips en ja, het was enorm gaaf, maar de wolken speelden parten. Het zal toch niet weer...?

Wanneer de zon boven de bergen verschijnt en wij weer aan mijn zijde de eerste grazende bizon hebben gezien, waarvoor we even op een parkeerplaats gaan staan om hem/haar/het (genderneutraal) te aanschouwen, voelt de ochtend voor het eerst als vakantie. Middenin de natuur, kille ochtenddouw tegen je schenen, klamme handen van de vochtkou en stilte. Dat wil zeggen, relatieve. Om de zoveel tijd rijdt er een auto langs, op weg naar.

Heel soms rijdt er een auto de tegenovergestelde richting op. Zou die niet van eclipsen houden, er geen weet van hebben of over een baas beschikken die heeft gezegd dat hij malle pech heeft, maar vandaag gewoon de snackbar moet uitbaten als altijd. Niks eclips.

Zo zien we wel een tiental auto’s de verkeerde kant opgaan. Na dat wij zo’n 60 mijl (100 km) hebben gereden, rijden we Teton in. Dat is het signaal dat we vanaf nu een goede plek moeten gaan vinden. Spannend wordt het, want elke parkeerstrook die we langs de weg zien, is voorzien van een bord ‘Full’, ten teken dat we moeten oprotten. Na een camping te hebben genegeerd, zie ik plots een picknickplaats (met verderop weer zo’n rij langs de weg) en ik besluit het stuur van de camper een ruk naar rechts te geven, onderwijl naar Mariella explicerend dat dit de plek is waarvandaan we de eclips gaan bekijken. We zitten qua lijn op de 1 minuut 20 en dat is niet verkeerd. We verwachten verderop namelijk gierend geen plek meer te kunnen bemachtigen, dus hier in de dubbele acht achter een andere camper inparkeren lijkt geen slecht idee (foto’s komen nog op Instagram – victorbaarn en op Facebook). Ik zet de 4.000 kilo Ford zo goed mogelijk achter een andere camper, zodat er ruimte genoeg is voor andere voertuigen en ga op verkenning uit.

Hier en daar zie ik auto’s staan waarvan ik het vermoeden heb dat die er al langer dan de afgelopen nacht staan. Mensen met vertrokken gezichten – rechtopslapers zien er altijd uit alsof ze worden gemarteld – en onderuitgezakte kaken die snurken suggereren, met dampige ruiten omgeven door kussen en slaapzakken. Dat zijn dus de mensen geweest die de hele nacht hier hebben gestaan, wachtend op die 1 minuut 20.

Ik ga verder met het spotten van mijn nummerbordenreeks en zit al op de ruim 25 staten. Ik boek Florida en North-Dakota erbij, uithoeken, maar hee: alles voor de ruime minuut! Verderop heeft een pick-up zijn klep plat, met erop een barbecue en een rij worsten op de grilplaat voor een half weeshuis. Als ik terugga naar de weg, zie ik dat de berm zo’n tweehonderd meter verderop volkomen is ingenomen door campers en auto’s. Onze picknickplek wordt inmiddels afgegrendeld door een ambtenaar met een pick-up ten teken dat hij deze plek vol acht. Om 12.34 uur zal de zon foetsie gaan en tot ruim na elven zien we mensen met verwarde blikken vol wanhoop langsrijden in de hoop nog ergens te mogen staan. Nee dus. Wij zijn er steeds meer van overtuigd de goede keuze te hebben gemaakt.

We zijn blij een camper te hebben, want voor het pleehuisje dat deze picknick markeert, staat een rij van een man of 15. Wij hebben onze eigen plee bij ons en maken er gebruik van wanneer het ons uitkomt. Wachttijd van maximaal een persoon en gegarandeerd standaard frisheid.

Wanneer we onze stoeltjes neerzetten en onze van huis meegebrachte brilletjes opzetten (Mariella eentje van de Pearle en ik eentje met de datum 11 augustus 1999 erop en de Roemeense tekst dat deze is gemaakt voor de eclips in Roemenie – nee, we weten niet hoe we eraan komen), loopt er een mevrouw langs die bijzonder vriendelijk NASA-brilletjes aan het uitdelen is. En die zijn me een partij goed! Zeker vergeleken met mijn Ceaucescu-bril, maar ook die van de Pearle (tweede bril gratis?) kan de toets der kritiek niet doorstaan nadat we door de NASA hebben gekeken naar de eerste hap die linksboven uit de zon is genomen.

De dame in kwestie wordt bijzonder hartelijk bedankt. Ze komt uit de staat Washington, zie ik aan haar plaat.

En dan is het bijna zover en terwijl ik door mijn brilletje kijk en zie dat we nog een sikkeltje te gaan hebben, zie ik Walter en Walter vindt het niks. Zijn pa sleept hem terug naar de open plek van waaruit je de zon kunt zien verdwijnen, maar hij verdomt het. Hij gaat in de schaduw zitten tussen onze camper en een rijtje bomen, gooit zijn brilletje op de grond en gaat ontzettend vijf jaar oud zitten zijn. Voor hem geen eclips, want pa kijkt inmiddels naar de corona, ik doe dat ook en om mij heen is het gewoon donker. Het is nacht. De bergen boven het meer liggen in het donker, links ervan zijn rode avondstrepen te zien en de sterren aan de volledig heldere hemel beginnen zichtbaar te worden.

Wat een spektakel!

Laat dat maar aan de Amerikanen over. Die kunnen wel een feestje organiseren. Verbluft staren we naar de hemel, kijken elkaar aan en ik beantwoord de opgestoken duim van de vrouw van de vader van Walter – mogelijk zijn moeder – met mijn positief gestemde duim. Dit is werkelijk prachtig, dit is hoe we het in ’99 ook hadden moeten zien. Wanneer is de volgende?

Maar even snel als het spektakel losbarstte, is het ook weer afgelopen. Het is weer dag en langzaam wordt het licht weer normaal. Dus we gooien de stoelen in het achteronder en besluiten zo snel mogelijk de weg weer op te gaan om te voorkomen dat we in een vreselijk lange file terechtkomen. Weliswaar hebben we voor een week eten en voor een dag of vijf drinken bij ons, we zien het niet als een kroon op deze dag om te stranden, we willen nog geisers zien, hamburgers eten en meer van die pret.

Old Faithful heet de geiser op Yellowstone en eens in het uur doet hij waarom hij bekend is: spuiten. We hebben hem net gemist en om 14.50 uur is de volgende (plus en min 10 minuten). Dus dan maar even naar het bezoekerscentrum om ons te overtuigen van het nut van wachten.

In zijn boek A short history of nearly everything schrijft Bill Bryson dat Yellowstone waarschijnlijk de gevaarlijkste plek op aarde is. Dat zit zo: de magma zit hier vrij dicht onder het oppervlak en die kan zomaar losbreken. De vulkaan van Yellowstone wordt gezien als de grootste die er is en als de hel losbreekt, kan dit zomaar een 100 keer ergere uitbarsting tot gevolg hebben dan de Krakatau in 1883 – de grootste vulkaanramp uit de recente geschiedenis. De klap daarvan was op 1.500 kilometer afstand te horen, dus deze knal zal er mogen wezen. Nu is dat een risico dat je altijd loopt, maar geologen zijn ervan overtuigd dat Yellowstone over tijd is. Elke 600.000 jaar ontploft ie (de laatste drie keer zijn gedocumenteerd in het bezoekerscentrum) en het is nu 640.000 jaar na de laatste knal. Ik wil niemand ongerust maken, maar ik stamp sinds ik dat weet iets minder hard met mijn hakken op het asfalt en ik rem iets minder uitbundig met de Ford.

Yellowstone, kortom, is een tikkende tijdbom. En we hebben nog drie nachten geboekt tegen zo’n 40 dollar elk.

Met dit in het achterhoofd, snappen we veel beter waarom er overal om ons heen stoom uit de grond komt. De magma ligt hier zo dicht tegen het oppervlak, dat de meren vanzelf tegen het kookpunt komen. We hebben 10 eieren in de koeling en we zouden best even een testje kunnen doen.

Doen we niet, we laten ons namelijk gewoon snijden door een touringcar die denkt dat Mariella met haar camper geen partij is. Nou, niks. Met al haar kracht slaat ze langdurig op de claxon en snijdt ze net zo hard terug. Voor straf zetten we onze auto op een buslaan. Dat zal ze leren. Bovendien vinden we onszelf ook een bus, met 21 voet en 4.000 kilo en 3 meter hoogte.

We bezoeken nog wat kookpotten, bekijken de rare prismakleuren van de gelijknamige hotspot en keren na een rondtocht van 12 uur terug naar de camping. Uiteraard tanken we onderweg, want ze zijn alweer leeg. Ja, tanken, dat kan hier. Maar internetten? Bellen? Sms’en? Nee, dat wordt lastig. Terwijl Yellowstone de grootte heeft van twee keer Flevoland, kun je er op geen manier naar buiten contact over leggen. Maar wel mooi dat ze aanraden om een app te downloaden waarin je alles te weten komt over de geisers. Handig.

Wanneer we de camper weer op ons stekje neerzetten, laat het idee dat Mariella met haar getoeter de caldera op scherp heeft gezet mij niet los.

Op zoek naar Yogi

Wie het programma ‘Fort Oranje’ wel eens heeft gezien, of de kranten heeft gelezen die over de ontruiming van deze getthoaanse verzamelplek heeft gelezen, weet hoe treurig zo’n verzameling stacaravans eruit kan zien. Mensen die het verkiezen om een weekend of een week op een treurige plek te bivakkeren, behoeven al enige geestelijke ondersteuning, mensen die er wonen zijn rijp voor een abonnement op een plek aan de onderkant van de samenleving.

In Amerika is dit heel gewoon.

Als groot liefhebber van de documentaires van Boudewijn Buch en zijn verzameling aangedikte weetverhalen, heb ik geregeld een aflevering gezien waarin Boudewijn op een verlaten stuk grond ergens middenin Amerika stond te oreren hoe uitzichtloos de situatie aldaar is. Zo heeft hij ooit een aflevering gemaakt over Amarillo, een plaats ergens, en soortgelijke plaatsen vind je dus overal. Of je nu naar Ogden gaat, waar wij de nacht doorbrachten of naar Portecello, waar we boodschappen deden, of dat ene plaatsje waar we voor de eerste keer vandaag tankten, het leven is er volstrekt uitzichtloos en volledig gericht op het hier en nu. Beter zal het niet worden.

Bij het tanken in het eerste plaatsje weigeren we de McDonalds te bezoeken en weigeren we op alle andere mogelijke plekken koffie te kopen. Het is veel water en weinig smaak, overal, dus daarvan zijn we met hard ingrijpen genezen. Wel neem ik een cinnamon bun bij wijze van ochtendeten – de yoghurt was nog op en de twee geroosterde sneetjes wit met aardbeienjam hebben al hun energie afgegeven. De buns kwamen net uit de oven en werden ter plekke nog afgelakt met glazuur. Topvers dus en nog prima te eten ook. Als ze er nog wat appel doorheen jassen, heb je een uitstekende oudejaarsflap.

Buiten aangekomen zien we een man en een vrouw met beiden hetzelfde t-shirt aan. Daarop staat ‘Keep calm and watch the eclips,’ of iets dergelijks (het geheugen werkt op halve kracht tijdens de vakantie). ‘Nice t-shirt,’ zegt Mariella. Waarop ik haar vraag waar ze gaat kijken. ‘Here,’ antwoordt zij, daarmee aangevend dat we op de 100-procentlijn staan van wat morgen de zonsverduistering zal zijn. Wij geven aan in Grand Teton te gaan kijken, wat een jaloerse reactie uitlokt. Dat zou zij ook wel willen, maar ze moet werken.

Dat de eerste volledige eclips in Noord-Amerika sinds mensenheugenis morgen te zien is, leeft hier behoorlijk. Op Snelwegen wordt aangegeven dat je er morgen niet mag parkeren op het uur U en links en rechts adverteert men met ‘Eclips camp site’. Dat zijn nog eens andere advertenties dan die waarin de evolutie wordt afgewezen.

Ook vandaag rijden we weer uur na uur, vanaf de hoogte van Salt Lake, naar Idaho en verder. Wie zich afvraagt of Idaho ooit nog een bezoek verdient, adviseer ik naar Denemarken te gaan. Veel dichterbij en net zo saai. Nee, dan Montana, waar we ook doorheen rijden, al is het maar 6 mijl. Fel oranje strepen langs de weg – alsof Dorothy vanuit Oz naar huis moet worden gebracht – en een prachtig glooiend landschap, voor zolang het duurt, want in een onbewaakt ogenblik rijden we Yellowstone National Park binnen en is het alweer Wyoming.

Had ik me gisteren dus nog niet gerealiseerd, dat we ook nog door Montana heen zouden rijden. Als we Oregon en Washington nog even aandoen, hebben we deze hele uithoek gehad, inclusief Canada waar we in 2011 al waren.

In Portecello zijn we op zoek naar een Walmart om een aantal redenen. Er moet vlees en groente komen (en drank), we zijn op zoek naar de t-shirts die bij het tankstation werden aangeprezen (en die hier verkrijgbaar moeten zijn) en we hebben een groot probleem dat we willen oplossen.

In 2011 (het reisblog ‘We gaan op berenjacht’ is op reismee.nl nog na te lezen) waren we in Canada. Om precies te zijn in Campbell River en we hadden niet de juiste stekker voor onze toenmalige MacBook. Dat wil zeggen, voor Nederland prima, maar hij paste niet op de omschakelstekker van Nederland naar Amerika (Canada is Amerika met inwoners met een minder overdreven accent). Dat hebben we toen kunnen oplossen, al weet ik niet meer hoe.

Hier, hemelsbreed zo’n 500 kilometer van Campbell River hebben we een stekker die weer niet past. Je vraagt je af wat ze daar bij Apple de hele dag zitten te doen met hun lullige snoertjes, stekkertjes, plugjes en dingetjes. Niks past op elkaar en voor alles heb je een artificiele verbinding nodig tegen heel veel geld.

In Portecello vinden we geen Walmart.

Ergens verderop in een stadje aan de rand van Idaho wel. Stadje van niks maar met een knoepert van een supermarkt die groot genoeg is om heel Flevoland 14 dagen eten te geven. Dus wij naar de uitstalling Apple-elektronica. Alles past op alles en voor alles is een halve oplossing. We hebben een doosje dat ons zou kunnen helpen, maar misschien ook niet. Openmaken kan, maar dat kost 45 dollar. Die doosjes gaan namelijk nooit meer dicht. Ook weer zo’n Appletruc.

Ik besluit andere maatregelen te nemen. Voor nog geen 5 dollar koop ik een zijsnijtang en ga ik de lipjes die de koppeling van de Nederlandse stekker in de wereldstekker tegenhouden eruit knijpen. Dat lukt. De stekker past. Niks geen dure Appleshit, gewoon een tang van een B-merk van de Walmart, die je kan kopen in het pad achter de vuurwapens, waar het een drukte van belang is. Mogelijk zijn de volmantels in de aanbieding.

Wat ook in de aanbieding is, zijn de t-shirts met daarop de tekst dat er op 21 augustus 2017 in Amerika een eclips is. Een foto hiervan zal eerdaags op Instagram (victorbaarn) en Facebook verschijnen.

De kassamevrouw in Idaho is bijzonder vriendelijk en vraagt ons waar we vandaan komen. Ons Engels is dan wel onberispelijk, tussen elkaar spreken we gewoon Nederlands en dat valt op. Ook onze betaalkaart ziet er wat exotisch uit, dus dat roept vragen op. ‘Holland,’ antwoorden wij. En gevat erop zeg ik tegen haar dat ik haar niet hoef te vragen waar zij vandaan komt. Dat klopt, uit dit stadje zelf. Ik vertel dat wij 14.000 kilometer hebben gereisd voor de eclips en dat het mijn tweede wordt. Zij wenst ons er veel plezier mee, in de stad gaat iedereen ook kijken. De Walmart is gewoon dicht als de zon achter de maan schuift. Klinkt heel bijzonder, maar is natuurlijk maar gewoon 2,5 minuut. Dat is 150 seconden. Moet kunnen.

Ik besef plots dat het een ideaal moment is om in Yellowstone de geiser Old Faithfull te gaan bezoeken, niemand zal morgen in dit park zijn omdat de 100-procentlijn een kleine 80 kilometer zuidelijker is. Daar gaan we dan morgen om 6:00 uur ook naartoe. Dat is Grand Teton, het kleine broertje van Yellowstone. Dus ook gewoon een park.

Vlak voor het park gaan we nog een keer tanken. Ik heb nog nooit twee keer op een dag met het vulpistool een auto staan vullen, zelfs niet met de Land Rover thuis die toch ook een forse slok lust. We hebben vandaag weer zo’n 500 kilometer gereden en dan is ie gewoon weer aan de verkeerde kant van halfvol. En dat is onze norm: halfvol is tanken. We zullen stapels handdoeken terug mee kunnen nemen naar Nederland, als we elke keer hetzelfde merk zouden tanken, men zegeltjes zou uitgeven en we die zouden sparen.

Na de poort is het nog 65 kilometer naar onze camping middenin het bos. Dit stukje tik ik terwijl er een meter bij mij vandaan een berenkast staat, dat is een plek om je eten in op te bergen om te voorkomen dat die grote snuffelaars ermee vandoor gaan. Laat Yogi maar komen, wij hebben een kast!

Dat het niet geheel ondenkbaar is dat we natuur tegenkomen, blijkt wel uit het feit dat ik op een meter een hert langs onze picknicktafel zie langs schuiven die snuffelend op zoek is naar eten. Mensen deren hem niet. Wel, als dat voor hem geldt, zullen Yogi en Cindy binnenkort ook wel op de koffie komen, denk ik.

Dode autobanden

Nadat ik de vorige blogtekst wereldkundig heb gemaakt, ben ik met de rode buslijn door Springdale gaan rijden op zoek naar Sol Foods, de plaatselijke en enige supermarkt. Er moet drinken komen, en een paprika, en paprikapoeder, en barbecuesaus, en mayonaise. Genoeg reden om bij halte 1 aan de chauffeur van lijn rood te vragen waar ik een super vind.

‘Stop number five, across the street around the curb,’ versta ik. Hij zegt ‘around the curve,’ zo blijkt later, want als ik om de curb heenga, zie ik wel een Birkenstockwinkel, een diner, de Zion Bank en een vaag motel. Geen nood, een op de 25 huizen heeft een huisnummer en uit de Lonely Planet had ik genoteerd dat het 955 moest zijn. Na enige deuren zie ik iets wat op een 8 en nog wat lijkt. Dit gaat goed, althans, ik weet dat het hier niet is, want met slechts een huisnummer kan het nog twee kanten uit zijn. Ja, je lagere school afmaken is echt nuttig! Ik kan het iedereen aanraden.

Bij het tweede huisnummer blijkt het op te lopen en ga ik dus goed. Om de hoek – de curve – staat dan vol trots Sol Foods weggestopt achter een heg en een terras supermarkt te wezen. En het is een forse. Weliswaar met slechts 1 soort paprikapoeder, maar op het gebied van Ben & Jerry’s ijs slaan ze geen modderfiguur, deze uitbaters. Er is dus nu ook een smaak ‘The tonoght dough,’ met op de buitenkant een portret van Jimmy Fallon. Ook is er een pistachesmaaksoort. Kortom, reden genoeg dit te willen aanschaffen. Buiten is het tegen de 40 graden en mijn tactische terugtocht kost zeker tien minuten bussen, twintig lopen en dan is de wachttijd tot de bus nog niet ingecalculeerd. Mogelijk dat mijn pistachenootjes bij aankomst onderin mijn rugzak drijven. Dus besluit ik de aankoop uit te stellen tot we met de vriezer in de aanslag boodschappen gaan doen. De camper moet dan wel even mee, maar dat is een detail.

En dat die camper meegaat, blijkt zaterdagochtend als Mariella om 7 uur al eieren staat te bakken. Ze wil koste wat kost voor negenen vertrekken en dat moet lukken. Uiteindelijk is om 8.35 alles klaar en starten we de motor van de camper. Daartussen heb ik nog een gruwelijk yoghurtongeluk. Dat zit zo, ik had in Las Vegas vier doosjes yoghurt gekocht voor evenzovele ontbijten. Vier frisse smaken met een fruitje (frambozen, bramen, bloedsinaasappels en bessen). Vanochtend waren de zwarte bessen aan de beurt.

Bij het afnemen van een beetje yoghurt van de lepel, viel een rare bijsmaak op. De volle yoghurtsmaak werd herkend en op prijs gesteld, evenals het fruit. Maar de derde smaak kon alleen maar worden weggezet als: ‘de yoghurt is niet goed, er zit fipronil in, de kok heeft zijn zegelring meegekookt, iemand werd onwel boven de yoghurtpan of de koe was over de datum.’ In alle gevallen smaakte het ronduit goor.

Maar ook wel weer ergens bekend. Graag bepeper ik mijn maaltijd als het Indiaas, Mexicaans of anderszins tropisch is, en dat doe ik met pepers. Laat bij nadere inspectie van de yoghurtverpakking dit nu net zwarte bessen met jalapeno blijken te zijn... Op het bakje een plaatje van een bes en van een peper. Alles goed en aardig, maar wie verzint het om peper door de yoghurt te roeren? Dat is hetzelfde als zout op je karamel doen of sambal op je pindakaas. Er zijn grenzen. En die worden hier ter plekke ver overschreden.

Bakje nummer drie ging dus linea recta naar de prullenmand en het was mijn geluk dat bakje vier er nog was. Wel ben ik nu door de yoghurt heen, maar boodschappen zullen we toch nog moeten doen, dus dat komt goed. Denk ik nu.

Om 8:35 uur rijden we dus Springdale uit en na een kleine 25 kilometer door glooiend landschap met hier en daar wat vegetatie en een plots dorpje, rijden we de 15 North weer op. Die kennen we nog van eergisteren. Vandaag proberen we zo ver mogelijk noordwaarts in Utah te komen om morgen Yellowstone via de staat Idaho binnen te rijden. Dat wordt dus staat nummer 4 en 5 op zondag (Nevada, Arizona, Utah en nu dus Idaho en Wyoming). Dunkt mij dat er nog wat staatjes aan worden toegevoegd.

En de weg is leeg. En lang. En leeg. En leeg. Afstanden gaan in mijlen, dus borden tellen veel langzamer af. Salt Lake is 280 mijl ver. Dus gaan we over tot het draaien van muziek. In de spiksplinternieuwe Ford zit een mediacentrum waar nog geen usb in past. Een gotspe, ja, een stevige klacht waardig. Is dit nu het land van de onbegrensde mogelijkheden? Kun je niet eens je muziek van Spotify afspelen op de autoaudio. Gekker moet het niet worden.

Maar, Tom Poes verzon een list. Met een minikoptelefoonplugje aan de ene kant in de iPhone en een minikoptelefoonplugje aan de andere kant in het mediacentrum, moet het lukken. Voor 5 dollar een kabeltje gekocht dat thuis in de krat ongebruikte kabels en andere parafernalia zal verdwijnen. Technisch klopt het, maar we hebben geen muziek. Dat is raar, want de iPhone maakt ook geen geluid, dus die kant van de zaak is afgedekt. Dan maar ouderwets morrelen, rammelen, duwen en trakken. Na een hoop gekraak klinken daar The Doors met het album LA Woman, wat op de vele verhitte mijlen door de woestijn prima past. Het is geen Californie – nog niet – maar de muziek hoort hier wel. Net zoals Paul Simon (Still crazy after all these years), Crosby Stills Nash & Young (Deja vue), Queen (A night at the opera), Ramses Shaffy (verzameld), George Michael (Faith) en Amy Winehouse (Back to black). Allemaal muziek voor in de woestijn. Morgen meer woestijn, dan gaan we naar de Pixies en REM. Kortom: bij een roadtrip hoort wegmuziek. Radar Love bewaren we nog even.

Inmiddels hebben we de snelheid van de camper opgevoerd naar 65 tot 70 mijl per uur op de cruise control. Nog best lastig om uit te vinden hoe dat ding werkt terwijl je rechtuit wilt blijven gaan terwijl je wordt ingehaald door een verlengde vrachtwagen die tegen de 80 rijdt. Gelukkig was het rustig op het stuk van Zuid-Utah tot voor Salt Lake.

Onderweg zien we vanuit het dal waar we doorheen rijden niet veel anders dan bergen links en bergen rechts, oh ja, en ook voor ons. We zijn dus omringd en daardoorheen ligt het lange lint asfalt. Visioenen van Namibie komen in mij op, ook dat was een soortgelijk landschap, met een dito klimaat en ook daar ligt er links en rechts van de weg vaak een hoop troep. Soms betreft het een sloperij, andere keer is het een inrichting tot de verkoop van fruit en hier en daar een nederzetting die de term dorp niet echt mag dragen. Op de snelweg wordt dit dan nog verder uitgewerkt met hier en daar een hoop resten van een ontplofte autoband, waarvan de noodzaak dit uit de vluchtstrook te verwijderen bij niemand urgent is geworden. Dat is al wat er langs de weg ligt, dode autobanden. Gelukkig geen roadkill, want het ene konijntje bij Lake Mead op dag 1 op een weg waar per uur een auto langskomt, was wel genoeg.

In Beaver gaan we koffie drinken. Denken we. Het wordt een eerste bezoekje aan de McDonalds, en dat wordt een legendarische. De ‘small coffee is een volle bak slap zwart water, Mariella heeft een koude chocomelk en ik neem een sausage/egg/cheese-ding, want hamburgers hebben ze nog niet. Ze zitten nog in de ontbijtfase. Na een eerste hap van wat het smerigste broodje van het noordelijk halfrond blijkt te zijn, snap ik plots Michael Douglas in de film Falling down, waar hij in machteloze woede een machinepistool leegschiet in het plafond van een fastfoodrestaurant omdat hij geen ontbijt krijgt. Nu wel, ik heb het precies andersom. Ik wil een hamburger en nooit, maar dan ook nooit meer zo’n smerig broodje.

De bediende is echter een vriendelijke vent die zo uit een resocialisatietraject komt gerold. Bij het poetsen van de tafeltjes praat hij in zichzelf, meldend dat het een mooie dag is en dat we van deze mooie dag moeten genieten. Hij praat tegen zijn zeem, ik loop snel door naar de plee.

Vlak voor het stadje Salt Lake – wat een megastad is – krijgen wij langs de weg de mededeling dat we Amish-gebied binnenrijden. Dat is een wonderlijk gezelschap waar ik op tv, in boeken en in films wel eens kennis mee heb mogen maken. Ik verheug me op een paard en wagen op de 15 North, maar meer dan een overdaad aan kerken en kerkjes in de aanpalende stadjes, krijg ik er niet van te zien. Jammer. Wel wordt ons nog even per advertentie duidelijk gemaakt dat de mens door een opperwezen is gecreeerd. Dat we dat maar even weten. Om deze boodschap kracht bij te zetten, is een plaatje met daarin drie wezens – indachtig Darwin van aapje tot mens – met een rood kruis ongeldig gemaakt. Niks evolutie, schepping. Dit is Utah in het jaar 2017.

Bij Provo – een plaatsnaam die niet echt recht doet aan de progressiviteit van deze omgeving – wordt het druk, drukker en steeds drukker op de 15 North. Gedurende 50 mijl rijden we door Salt Lake en alles wat eraan gebouwd is. Een stad van 75 kilometer lang! Goed, heel breed is het niet tussen de bergen rechts – met sneeuw – en het zoute meer links, maar het is al met al een aardige verzameling huizen, wijken, straten en verkeer.

Alsof ik nooit anders heb gedaan dan in een bus rijden, manoeuvreer ik door het verkeer. Links en rechts schieten er auto’s langs, voegen uit, voegen in, gaan op de rem staan of geven juist gas, maar ik blijf koel. Omdat mijn zicht met deze bus naar achteren minimaal is, hoef ik me slechts te focussen op de baan voor me en met behulp van een navigerende Mariella af en toe wat op te schuiven om de juiste richting te houden. Later zal Mariella toegeven dat zij de rit door Salt Lake spannender vond dan ik, zij ziet alles om zich heen, ik focus me slechts op de auto voor me en de juiste richting. Wel zo relaxt.

In onze zoektocht naar boodschappen nemen we in Ogden een paar afslagen. De Super-8 verkoopt caravans en geen fruit en cola (of filmcamera’s, zoals je zou kunnen verwachten) en de andere kant op verkoopt niemand iets. Helaas wordt langs de snelweg alles aangegeven middels borden: food, sleeping en gas. Maar supers? Niks. En als je er eentje langs de weg ziet, ben je natuurlijk gewoon te laat. Dus gaan we maar op de gok nog een afslag af, degene na de Super-8. Weer zo’n brede vreetweg met een Wendy’s, een Mac, een Burger King, een Taco Bell en jawel, een 7Eleven. Daarvan weet, hoop en verwacht ik soulaas. Bedrogen kom ik uit, het is de super van een benzinestation. Niks inkopen dus.

Mariella zit achter het stuur en wil met het onding dat de camper is, niet zomaar een zesbaans weg kruisen, ze wil even verderop keren via een met lampen afgezet kruispunt. Prima. Doen. Wanneer we erheen rijden, zie ik links van de weg een bord met erop ‘RV’s welcome’. Dat zijn wij! Na keren rijden we dus een behoorlijk treurig RV-park op, nog net op gehoorsafstand van de zesbaansweg en we besluiten een betonplaat te huren. Afvoer van water, aanvoer van water en elektriciteit zijn allemaal voor ons, als wij maar 40 dollar overmaken per creditcard.

Aangezien we het rijden zat zijn na zo’n 600 kilometer asfalt, nemen we de plaat.

Waar is de Wifi?

In Valley of Fire mag ik het stuur van de bus overnemen. We rijden tegen negenen het park uit over een redelijk smalle weg, ik houd het dus kalm aan met een vaartje van 30. Na een kilometer of 25, wanneer ik de snelweg opdraai, trap ik ‘m op z’n staart en rijd tussen de 60 en 65. Wie denkt dat ik daarmee als een slak over de 15 North rijd, heeft het mis. Dit zijn mijlen. Niet dat ik jakker, dat doen de vrachtwagenchauffeurs met de dubbele oplegger wel (dus drie in totaal). Zij rijden dik 75. Mij niet gezien, want de bus is breed, hoog en lang en het zicht naar achteren is wennen. Geen binnenspiegel, maar een camera. En de buitenspiegels zijn van het formaat badkamer, maar laten toch moeilijk om de 8,5 voet brede achterkant heen kijken.

Na een aantal mijlen op de 15 North, begint het te wennen, zeker nu ook is uitgevonden hoe de cruise control werkt. We zijn onderweg naar het beloofde land, we kamperen vanavond in Zion National Park. Tussendoor zien we onze stop na Zion ook al aangekondigd worden: Salt Lake City – 380 mijl. Nu waren we daar al eens per vliegtuig geweest, maar nog niet per camper. Gaan we zaterdag doen.

Wanneer we naar Zion willen, moeten we eerst nog een stukje Arizona doorkruisen, om vervolgens in Utah aan te komen. Overal andere regels, lekker verwarrend. Zo mocht er in Las Vegas in het cafe worden gerookt, daar waar in Zion zelfs het terras rookvrij is. En wanneer we in Utah gin tonic kopen – om zelf te mixen – moeten we de gin en de tonic apart afrekenen, want dat mag niet op een bon. Wie zich afvraagt waarom de president soms zo raar doet, weet dat het niet direct aan hem ligt, maar aan het land.

In St. George buigen we af van de 15 North richting Springdale, wat aan de voet van Zion ligt. In St. George willen we nog wat boodschappen doen, tanken (de camper lust veel) en een broodje eten. Regel 1 is als je iets nodig hebt, om naar een groot vierkant gebouw te rijden. Dat is een mall. Maar niet in St. George, daar is het een gebouw met alleen maar achterkanten, geen ingang en vooral geen boodschappendoenmogelijkheden.

Wanneer we driekwart van het gebouw hebben omcirkeld, zien we dat er een museum en een Tourist Information in is gevestigd. Wat er in de overige paar duizend vierkante meters zit, zullen we nooit weten. Hoeft ook niet. Binnenin de VVV informeert een aardige mevrouw ons over Utah en geeft ze ons een stapel folders en kaarten. Hartstikke welkom, want de kaarten die we nu hebben zijn prima, maar beslaan zo’n groot oppervlak van Amerika, dat Zion wel erg detail lijkt. De combinatie van grote, ruime kaarten en kleintjes, is ideaal.

In Springdale aangekomen mogen we van geluk spreken dat Mariella een aantal maanden geleden al een plek op de camping had geboekt. Alles is vol en het is in het stadje beredruk (en loeiheet). Wij krijgen nummer B55 aan het water en zijn er zeer content mee. Wanneer ik dan door mijn assistente achteruit ingedirigeerd ben, staan we op onze plek en laten dit 48 uur lang niet meer los.

Het rolscherm wordt met een druk op de knop uitgevouwen, de stoeltjes evenzo en we kunnen gaan zitten. Niks tent opzetten met 40 graden Celsius, maar gewoon parkeren en klaar.

Nu voelen wij ons bijzonder ruim toebedeeld met een camper waar we met z’n tweetjes vijf slaapplaatsen hebben en we moeten er dus ook niet aan denken dat je met z’n vijven in zo’n ruimte zou moeten zitten. Dat betekent aan de eettafel met z’n vieren en het zitje ernaast voor een. Als we aan de tafel gaan zitten, vinden we het met z’n tweeen al krap. En dan hebben we de badkamer nog niet eens besproken (douche en plee op twee vierkante meter, heus, het kan echt). Visioenen van mijn studentenkamers komen weer naar boven.

Nee, dan wij met z’n tweeen. Lekker ruime bus. Wanneer we echter de camping aflopen om naar Springdale te gaan, zien we campers maatje stadsbus staan, waarbij we fantaseren dat er hal, een gang en vier kamers in is ingebouwd en dat de zithoek, de linnenkast, het dressoir en het theekastje van oma ook meegegaan zijn. Mogelijk hebben ze ook een inpandig zwembad.

Mariella oppert dat we vrijdag – wanneer we Zion willen bezoeken – echt vroeg op pad moeten omdat het wel eens enorm druk kon worden. Ik deel de zorg, maar onderhandel er toch nog een uur slaap bij. We gaan om 7 uur op. Compromis.

De nacht is heerlijk koel en er wordt dan ook goed geslapen. Krap geslapen, maar goed. Ik lig zelf namelijk boven de bestuurderscabine en dat is een ruimte die breed genoeg is, maar geen hoogte kent. Bij het omdraaien schuur ik dus geregeld langs het plafond, wat nog niet het ergste is. Dat is namelijk de hard rand die precies halverwege het bed over de volledige lengte is aangelegd. Met welk doel, vraag ik me af? Last heb ik ervan. Ik lig dus of aan de ene zijde – veilig – of aan de andere vlak bij de gapende afgrond die kan betekenen bij een onverwachte beweging een enkele reis in de diepte die zal eindigen op de eettafel. Er zit een vangnet, maar dat weiger ik te monteren.

Nee, dan Mariella, die ligt heel ruim aan de andere kant van de camper op een anderhalfpersoonsbed (1.40 m. breed, met uitsparingen om te kunnen lopen. Ik zou erbij kunnen gaan liggen, maar dan liggen we allebei krap en ik vecht dan met de wasbak van de keuken, die mijn voeteneind zou zijn. Voorlopig klim ik per ladder naar boven de bestuurdersstoel.

In het hele Ziongebied zijn er voor kampeerders (tenten en campers) geen douches. Het waarom is mij onduidelijk, maar dit zorgt er wel voor dat we blij zijn met onze eigen douche. Erg krap, maar wel stromend water. Morgen maar eens kijken hoe we de vuilwatertanks legen en de schone weer vullen.

De ochtend is ook heerlijk koel. De reden hiervoor is dat we in een zo smalle kloof wandelen, dat de zon er nog niet bij heeft kunnen komen. Bij de bussen die ons naar het einde van de kloof zouden brengen, stond op een bord dat het vandaag 37 graden Celsius wordt en dat kunnen we ons tot een uur of 12 niet voorstellen.

Zion National Park is een enorm park in het Zuid-Westen van Utah, ver van alles verwijderd, en heeft naast bijzonder veel hikemogelijkheden voor gevorderden, ook een kloof voor dagjesmensen: 99 procent van de bezoeker gaat daarheen. Om nu te voorkomen dat de kloof volkomen dichtslibt met benzineslurpers die ook nog eens ergens moeten worden geparkeerd, is er een systeem ingevoerd met bussen die op aardgas rijden (milieuvriendelijker, maar wel lawaaiig – we hebben constant het idee dat er tractors door de kloof heen en weer rijden).

Iedereen die dus de kloof wil bezoeken, moet de bus nemen en vanaf het bezoekerscentrum rijdt de groene lijn naar het einde van de kloof en de rode naar het einde van het stadje Springdale. We staan om strak 8 uur een stief kwartiertje in de rij en mogen dan naar boven. We gaan naar stop nummer 9, het einde van de kloof en dat doen zo’n beetje alle bezoekers. Waarschijnlijk een goede keus. Vanaf daar is het een kleine twee mijl lopen naar het einde van het pad, althans, het punt waar het pad overgaat in water, keien en vanaf waar je waterdichte schoenen nodig hebt of het niet erg moet vinden om natte sokken te halen. Dat eerste hebben we niet en dat tweede willen we niet, dus we zien rijen mensen door het water ploeteren en foeteren over de kou ervan en wij gaan terug in de wetenschap dat zij nog 15 kilometer door de kloof doorkunnen.

Wij gaan langs de rivier terug – ook enorm avontuurlijk en besluiten na een broodje en frietje nog een korte wandeling te maken naar een verzameling watervalletjes die in de lente enorm spectaculair zijn en nu alleen maar aantrekkelijk. Het is een komvormige, overhangende rotspartij die aan het einde van een kloof ligt waar het water in straaltjes vanaf loopt. Bij hevige regenbuien en smeltwater dus superspectaculair. Aangezien we al twee dagen door dorre droogte aan het rijden zijn, weten we dat er vrij weinig water te verwachten is. Dat is er dus ook niet.

De terugkeer in de middag duidt al meer op de aangekondigde 37 graden. Die halen we met gemak vandaag. Dus als ik zit te tikken in de camper met de airco aan, is Mariella aan het poedelen in de rivier (B55 heeft zoals gezegd rivieruitzicht, waarop de plek is geselecteerd) en spoelt zich af met de regendouche die vanuit Nederland is meegekomen. Dat is een waterzak, met een tuit en een ophangsysteem. Vul de zak met 20 liter water, leg het een paar uur in de zon, hang het op aan de boom en spoelen maar.

Ja, van alle gemakken voorzien op B55, behalve Wifi. Dat vinden we op een kwartier lopen in het bezoekerscentrum, waar ik nu naartoe ga om deze tekst de wwwereld in te sturen.

Waar is Elvis?

De eerste keer dat ik ’s nachts wakker word, is het nog vroeg in de avond, zo tegen negenen. Buiten is het al vrij donker, in onze koninggrote hotelkamer is het nog licht. Ik doof het, maar kan de uitknop van de tl-balk op de overdreven brede tweeslaper niet vinden. Die vind ik ’s nachts pas tegen tweeën.

De nacht begon dus al vroeg. De boosdoener is het tijdverschil van 9 uur in ons nadeel ten opzichte van thuis. Dus als ik om even voor zessen een sms uitstuur naar broer, krijgt hij die midden in de nacht en als hij antwoordt, is het bij mij 1:00 uur. Het is nog even wennen.

’s Nachts worden we een x-aantal keer wakker. Droge strot van de airco in combinatie met de gortdroge woestijnlucht van Las Vegas. Mariella maakt van de gelegenheid gebruik om het hotel te verkennen (excuus om te roken) en ze overtuigt mij van het feit dat de activiteit binnenin het hotel de hele nacht doorgaat. Goklust zorgt voor lage kamerprijzen, zullen we maar zeggen.

Vanaf een uur of drie/vier (lunchtijd in Nederland) is ze dan klaarwakker en slaap ik nog als een os. Twaalf uur volmaken, heb ik geen enkele moeite mee; thuis of in Amerika. Om half zeven echter, mag ik eraan geloven, om 7:00 uur opent het buffetrestaurant en kunnen we bunkeren tegen 20 dollar elk. Aangezien we de avond tevoren door de vlieg- en aankomststress niet hebben gegeten, is de honger even enorm als de keuze aan counters in de enorme eetzaal. Italiaans, Amerikaans, Mexicaans, ondefinieerbaar, werkelijk alles is te krijgen. En we nemen ook alles. Croissants vallen onder de toetjes, dus bij de counter die dessert zegt, halen we zulks. Jammer dat de softijsmachine het niet doet, altijd leuk om zelf een beetje mee te klooien (en te laten mislukken). Na het copieuze ontbijt zijn we klaarwakker, het is inmiddels 8:00 uur en besluiten we de Strip af te gaan. Deels te voet en deels met een tram.

Wanneer we de oversteek van ons Disneyhotel hebben gemaakt naar de overkant via een overspanning van de zesbaans doorgaande weg, staan we middenin New York, of zoals het hotel zelf adverteert: ‘The best town in Las Vegas’. Buiten staat het Empire State Building gebroederlijk naast het Chryslergebouw, binnen waan je jezelf downtown. Maar altijd leidt dit leuks weer langs vloeren vol met gokkasten, die ook in de ochtend voldoende murw geslagen beroepsgokkers en vakantiegangers die hun dertiende maand en een maandelijks opzij gelegd beetje geld hebben te verstouwen in de geduldige inwerpgleuf.

Zelf heb ik geprobeerd om 1 dollar in zo’n gleuf te proppen in de hoop mijn pensioen van al mijn deelwerkgevers overbodig te maken. In de wetenschap dat ik vanaf 67 weinig ervan te verwachten heb, denk ik hier mijn slag te slaan. Maar dat gaat zomaar niet. Voordat je kunt gaan gokken, moet je je geld eerst hebben omgezet in iets en dat iets, dát gaat dan in de inwerpgleuf. En dat vind ik te veel moeite en ik sappel na terugkomst weer gewoon door als klerk.

Nadat we New York hebben geprobeerd te verlaten – binnenkomen is geen probleem, maar de uitgang vinden is ehhhh – lastig – gaan we toch maar vragen waar dan die tramhalte is die ons naar Bellagio brengt. Een vinger in de juiste richting want daar hangt een bord met tramway. Dan nog is het een dikke tien minuten lopen, maar daar is ‘ie dan. Even snel als we erin zijn gaan zitten, gaan we er ook weer uit, want het is maar twee haltes die je in een minuut of vier hebt gehad. Las Vegas heeft meer van dit soort hotelverbindingstrams waar het bestaan van geheel berust op te veel geld op de verkeerde plek.

Nadien hebben we nog maar twee doelen: Venetië zien en echte koffie drinken. Want Amerikanen hebben dan weliswaar om de 50 meter een Starbucks, koffiezetten kunnen ze niet. Kwestie van smaak, waarschijnlijk, want overal waar we kijken zien we mensen met kartonnen bekers lopen met erop zo’n handig drinkdeksel dat niemand handig vindt. Drinken uit een tuit leer je af als je een jaar of vier bent en leer je weer aan ergens achterin je puberjaren, de periode waarin je besluit dat koffie lekker is.

Tussen New York en Venetië ligt vanzelfsprekend Parijs, een hotel dat het heeft gewaagd om een hoekje Louvre via een schaalmodel (1:3) van de Eiffeltoren te verbinden met het Grand Palais. Een gotspe, maar dat wordt goedgemaakt door een kopie van de ballon van Montgolfier die eind achtiende eeuw boven Parijs moet hebben gehangen.

- Zie voor de foto’s Facebook of Instagram (victorbaarn) -

Wat vanaf ons eigen hotel tot Venetië tot toenemende ergernis leidt, is de wijze waarop muziek op de voorgrond wordt geprojecteerd. Dus geen muzak in een lift waar je pas naar luistert als je alweer moet uitstappen, maar Top2000-muziek die overal klinkt, tot en met de oprijlanen aan toe. Sierzuilen blijken luidsprekers.

Venetië spant echter de kroon. In het winkelcentrum is een kanaal nagebootst, onder een nepbewolkte lucht en in het ‘Canal Grande’ varen gondels. Wie een ritje boekte, mag een paar honderd meter worden gepunterd door een Amerikaan die doet of ‘ie Caruso zelf is.

En de koffie is ook niet best. Overal nul op het rekest waar het gaat om espresso en daar waar het wel is – en als enige nog enigszins drinkbaar – komt het uit een Nespressomachine. ‘What else?’

Teruggegaan naar het hotel gebeurt door tussenkomst van een taxi omdat de tijd dringt: om elf uur uitchecken en om een uur de camper ophalen bij Best Time RV. Dat laatste lukt prima, daar ik nu middenin Valley of Fire NP zit te tikken aan een stukje in een camper waar het is uit te houden (airco) en we geen enkel signaal hebben (telefoon noch wifi).

De eerste veertig mijl van 3.500 zitten erop (1 mijl is 1,6 kilometer) en we zitten middenin nergens. Even gas geven in Las Vegas en je bent middenin de ruige natuur waar alleen maar rotsen groeien en hier en daar wat vegetatie.

Verhongeren zullen we echter niet, voor 233 dollar hebben we een koelkast vol eten, veel drinken, chips en andere strikt noodzakelijke voorraden. De Walmart heeft een goede dag, en wij minder want ook daar klonk muziek uit de Top2000. Matthijs is overal.

Ja, Matthijs wel. En terwijl wij hier zitten, zit hij alweer thuis en verschijnt hij in Nederland op de buis met een programma geheel gewijd aan de erfenis van Elvis, die vandaag precies veertig jaar geleden sneefde. 16 augustus 1977, ik weet nog precies waar ik was, in een vakantiepark in Groenlo en de radio meldde om 11 uur dat de King het gebouw had verlaten.

Maar daar is vandaag in Las Vegas werkelijk niets van te merken geweest. Kan ook zijn dat hij wellicht niet in de Top2000 staat?

Altijd wat

Wat vooraf ging. In 2016 zouden we naar Amerika. Zouden. Tot het reisbureau de alarmerende mededeling deed dat de camper die wij op het oog hadden voor de reis die wij in de planning hadden te elfder ure toch niet beschikbaar was. Keurig was dat binnen 24 uur de reeds doorgesluisde gelden weer op onze Triodosrekening stond. In 2016 gingen we naar Frankrijk op vakantie. Met de De Waardtent van 30 kilo. Een heel ander verhaal.

Toen het ding in de buurt van Uzes eenmaal stond en ik het 4G-netwerk had opgepikt (zal wel 3G geweest zijn, want Frankrijk), kon ik op om het even welke nieuwsite lezen dat er een zonsverduistering was geweest. Ergens. Het bericht sloot af met de mededeling dat de eerstvolgende totale eclips op maandag 21 augustus in Amerika zou plaatsvinden. Daar in Uzes preboekten wij onze volgende grote reis (weekje Andalusie in mei 2017 even niet meegeteld, ondanks de overdadig luxe paradors), de reis die mij ertoe brengt om in het holst van de middag (nacht in Nederland) nu dit stuk te tikken, terwijl ik - als ik naar rechts kijk - vanaf de 19e etage van het Excaliburhotel uitkijk over het vliegveld van Las Vegas. Erachter rijzen de bergen van het barre land op waar deze grote gokhal tussenin ligt geklemd.

In januari waren wij uitgenodigd door de schrijver Arnon Grunberg om een glas wodka te komen drinken in het Americain in Amsterdam. Een dergelijke invitatie sla je niet af. Deze was bedoeld voor hem om boete te doen, dit vanwege het feit dat hij de boude uitspraak had gedaan dat Donald Trump nooit president van de Verenigde Staten zou worden. Hij verloor. Althans, Donald won, Arnon verloor. En dat kostte hem een sloot wodka. Bij het handenschudden meldden wij hem er om deze reden wel blij mee te zijn dat Donald had gewonnen en om dat te vieren, wij in augustus 5 weken lang rond zouden trekken door het midwesten. Bij zo'n vileine schrijver mag je best wat zout in de wonden wrijven.

Goed. En toen ging om 5 uur de wekker in een Haags appartement. Terwijl ik de poezen van hun maal voorzag, stond Mariella reeds onder de douche, welkgeen ik naadloos kon overnemen nadat de bevachte heren en dame hun natje hadden gekregen. Strak schema, nog 45 minuten om alles wat gisteravond ingepakt leek nogmaals te doorlopen, te herpakken en aan te vullen voordat we de deur in het slot gooien en naar de tram lopen.

Op dinsdagen komt Lijn 3 op de halte Valkenboslaan/Laan van Meerdervoort/Beeklaan/Thomsonlaan voor het eerst pas om 6:08 uur aanstommelen. De tram komt twee minuten te laat. Achteraf zal blijken dat dit de enige vertraging is op een reis van 14.000 kilometer. Wie schetst vervolgens onze verbazing als de tram al goedgevuld is op dit nachtelijke uur? Dat geldt evenzogoed voor de intercity van Staatsspoor (sic) naar Schiphol. Ook behoorlijk goed gevuld. Evenals de vertrekhal, de lounges, de parfumwinkels en de gates. Overal mensen.

Ons was per telefoon een dag eerder verteld toch vooral op tijd op Schiphol te zijn om in te checken. Online lukte dat namelijk niet. De reden hiervoor is dat Mariella vorig jaar in een schurkenstaat is geweest. Althans, zo legt Amerika het bestaan van Iran uit. Zij moest dus aan een visum en daarmee kun je dus niet per pc inchecken. Dat moet op de luchthaven zelf. Het gekke is dat dit dat wel weer kan bij zo'n praatpaal waar je met je paspoort geheel zonder tussenkomst van wie dan ook dus wel kan inloggen. Digitale dienstverlening heeft zo z'n rare kanten. Als we daarna ook nog zonder KLM-juffrouw (/heer) zelf onze koffers in een loket mogen tillen, mogen aangeven, mogen wegen en mogen bestickeren, zijn we de geneugten van de moderne tijd al weer helemaal zat en gaan we naar de koffie. Denken we.

Want eerst moet je als je met Delta vliegt nog een oranje stickertje halen, zodat ze kunnen zien dat je een Esta/visum hebt. Weer een loket, maar nu met echte mensen. Kost ook weer een kwartier. We willen koffie.

En die komt er. En een croissant, met vanilleroom en een paar flinters vers fruit. Voor nog geen 22 euro. Het is echt te geef. Nu goed, op vakantie gaan we niet mokken om een paar centen, dat doen we in het echte leven ook niet.

Door naar de gate, instappen en gaan. Naar Zoutermeer. Althans, zo interpreteer ik Salt Lake City. Maar niet voordat we uitgebreid hebben kunnen kijken naar IJsland over waar het vliegtuig met 900 kilometer per uur heen scheert op 12.000 meter. Husavik zagen we. Asbyrgi, Akureyri, en wellicht ook Pingvellir?

Keurig op tijd, of zelfs even te vroeg landen we op SLC, zoals het vliegveld wordt afgekort. Onderweg heb ik twee maal mogen verliezen met Yahtzee op het door Mariella zelf ontworpen en uitgevoerde spelbord. Een geslaagde uitvinding; er is geen enkele dobbelsteen over de rand gegaan.

Van het grote Schiphol is het een flinke stap naar Salt Lake C. Niet alleen in afstand, ook in grootte van het vliegveld. Het stelt allemaal niet zoveel voor. Een zegen, want daardoor duurt de paspoortcontrole maar een kwartiertje waar je in New York zomaar een paar uur kan staren naar een rij passagiers die langs een balie willen om het land in te mogen. Goeie tip, vlieg in Amerika naar iets wat klein is. Dan ben je zo binnen, ook met een visum. Paar vingers op een glazen plaatje, fotootje en gaan.

Door naar Las Vegas, want vandaar moet het allemaal beginnen. Dat is nog een uur vliegen, maar voordat het zover is eerst twee uur wachten. D13, onze gate is nog in gebruik voor het vliegtuig naar Oklahoma en Tony Wood is nog zoek. 'Tony Wood, where are you, we're going to oklahoma en we're gonna leave without ya', klinkt het door de hal. Tony nooit gezien en een tijdje later zijn wij aan de beurt om D13 te mogen gebruiken voor de afvaart. Ook nu weer keurig op tijd en een vlucht die voor 1 uur 25 te boek staat, is het knap om dit in 59 hele minuten af te kunnen handelen. Kwestie van 600 kilometer afraffelen. Deze vlucht is dan ook twee keer zo onrustig als de eerste. Terwijl die 9 uur en 40 duurde.

Nu goed, Las Vegas gehaald, taxi aangehouden, koffers ingeladen en op weg naar de Strip, waar ons hotel op ons wacht. Vier grote torens waar honderden kamers beschikbaar zijn en een Walt Disney-achtige entree waar de 7 dwergen zich niet voor zouden schamen. Aan de andere kant van de straat staan MGM Grand en het Empire State Building direct naast het Chryslergebouw, dus we zitten helemaal goed tussen de edelkitsch.

Binnen aangekomen wordt het alleen nog maar erger. Er staat geen rij voor de inschrijfbalie, er staat een file. Minstens honderd mensen willen een kamer en staan keurig in de rij om aan een van de 25 loketten dit te kunnen afnemen. Las Vegas is big business, dat is wel duidelijk. Ik kijk om me heen en zie fruitautomaten, gokkasten en wat dies meer zij. Eerder deze week heeft iemand met 3 dollar ruim 11 miljoen opgehaald, dus ik gooi er wellicht ook nog wel een tientje tegenaan.

Maar eerst bloggen en slapen, het is per slot van rekening al 7 uur 's avonds en dat betekent dat we bijna 24 uur op zijn. Hoogste tijd.


America Thirst

Met nog 21 dagen te gaan, verkeert de voorbereiding voor onze reis naar en door zes van de Verenigde Staten steeds meer in een acute fase.

Wat we al hebben voorbereid en wat we nog moeten. Een half huishouden zal de oversteek over de oceaan gaan maken. In totaal zal 40 kilo bagage worden gepakt, verpakt en verscheept. Sommigen zeggen zelfs 60, maar dat houd ik voor schromelijk overdreven. De atlassen en encyclopedieën blijven keurig thuis in de kast.

Voor het overige, gaat het crescendo. Er is een route die grofweg door de staten Nevada, Utah, Wyoming, Colorado, Arizona en Californië voert. Er zijn thuis drie katten die gedurende de vijf weken in totaal met drie full time oppassers te maken gaan krijgen, er is een bankrekening die is gevuld, er zijn creditcards met ruime bestedingsmogelijkheden en de paspoorten zijn in orde.

We tellen af naar de dag dat het reislog 'America Thirst' losbarst.

Tot die tijd geduld.

Jelle