america-thirst.reismee.nl

Dode autobanden

Nadat ik de vorige blogtekst wereldkundig heb gemaakt, ben ik met de rode buslijn door Springdale gaan rijden op zoek naar Sol Foods, de plaatselijke en enige supermarkt. Er moet drinken komen, en een paprika, en paprikapoeder, en barbecuesaus, en mayonaise. Genoeg reden om bij halte 1 aan de chauffeur van lijn rood te vragen waar ik een super vind.

‘Stop number five, across the street around the curb,’ versta ik. Hij zegt ‘around the curve,’ zo blijkt later, want als ik om de curb heenga, zie ik wel een Birkenstockwinkel, een diner, de Zion Bank en een vaag motel. Geen nood, een op de 25 huizen heeft een huisnummer en uit de Lonely Planet had ik genoteerd dat het 955 moest zijn. Na enige deuren zie ik iets wat op een 8 en nog wat lijkt. Dit gaat goed, althans, ik weet dat het hier niet is, want met slechts een huisnummer kan het nog twee kanten uit zijn. Ja, je lagere school afmaken is echt nuttig! Ik kan het iedereen aanraden.

Bij het tweede huisnummer blijkt het op te lopen en ga ik dus goed. Om de hoek – de curve – staat dan vol trots Sol Foods weggestopt achter een heg en een terras supermarkt te wezen. En het is een forse. Weliswaar met slechts 1 soort paprikapoeder, maar op het gebied van Ben & Jerry’s ijs slaan ze geen modderfiguur, deze uitbaters. Er is dus nu ook een smaak ‘The tonoght dough,’ met op de buitenkant een portret van Jimmy Fallon. Ook is er een pistachesmaaksoort. Kortom, reden genoeg dit te willen aanschaffen. Buiten is het tegen de 40 graden en mijn tactische terugtocht kost zeker tien minuten bussen, twintig lopen en dan is de wachttijd tot de bus nog niet ingecalculeerd. Mogelijk dat mijn pistachenootjes bij aankomst onderin mijn rugzak drijven. Dus besluit ik de aankoop uit te stellen tot we met de vriezer in de aanslag boodschappen gaan doen. De camper moet dan wel even mee, maar dat is een detail.

En dat die camper meegaat, blijkt zaterdagochtend als Mariella om 7 uur al eieren staat te bakken. Ze wil koste wat kost voor negenen vertrekken en dat moet lukken. Uiteindelijk is om 8.35 alles klaar en starten we de motor van de camper. Daartussen heb ik nog een gruwelijk yoghurtongeluk. Dat zit zo, ik had in Las Vegas vier doosjes yoghurt gekocht voor evenzovele ontbijten. Vier frisse smaken met een fruitje (frambozen, bramen, bloedsinaasappels en bessen). Vanochtend waren de zwarte bessen aan de beurt.

Bij het afnemen van een beetje yoghurt van de lepel, viel een rare bijsmaak op. De volle yoghurtsmaak werd herkend en op prijs gesteld, evenals het fruit. Maar de derde smaak kon alleen maar worden weggezet als: ‘de yoghurt is niet goed, er zit fipronil in, de kok heeft zijn zegelring meegekookt, iemand werd onwel boven de yoghurtpan of de koe was over de datum.’ In alle gevallen smaakte het ronduit goor.

Maar ook wel weer ergens bekend. Graag bepeper ik mijn maaltijd als het Indiaas, Mexicaans of anderszins tropisch is, en dat doe ik met pepers. Laat bij nadere inspectie van de yoghurtverpakking dit nu net zwarte bessen met jalapeno blijken te zijn... Op het bakje een plaatje van een bes en van een peper. Alles goed en aardig, maar wie verzint het om peper door de yoghurt te roeren? Dat is hetzelfde als zout op je karamel doen of sambal op je pindakaas. Er zijn grenzen. En die worden hier ter plekke ver overschreden.

Bakje nummer drie ging dus linea recta naar de prullenmand en het was mijn geluk dat bakje vier er nog was. Wel ben ik nu door de yoghurt heen, maar boodschappen zullen we toch nog moeten doen, dus dat komt goed. Denk ik nu.

Om 8:35 uur rijden we dus Springdale uit en na een kleine 25 kilometer door glooiend landschap met hier en daar wat vegetatie en een plots dorpje, rijden we de 15 North weer op. Die kennen we nog van eergisteren. Vandaag proberen we zo ver mogelijk noordwaarts in Utah te komen om morgen Yellowstone via de staat Idaho binnen te rijden. Dat wordt dus staat nummer 4 en 5 op zondag (Nevada, Arizona, Utah en nu dus Idaho en Wyoming). Dunkt mij dat er nog wat staatjes aan worden toegevoegd.

En de weg is leeg. En lang. En leeg. En leeg. Afstanden gaan in mijlen, dus borden tellen veel langzamer af. Salt Lake is 280 mijl ver. Dus gaan we over tot het draaien van muziek. In de spiksplinternieuwe Ford zit een mediacentrum waar nog geen usb in past. Een gotspe, ja, een stevige klacht waardig. Is dit nu het land van de onbegrensde mogelijkheden? Kun je niet eens je muziek van Spotify afspelen op de autoaudio. Gekker moet het niet worden.

Maar, Tom Poes verzon een list. Met een minikoptelefoonplugje aan de ene kant in de iPhone en een minikoptelefoonplugje aan de andere kant in het mediacentrum, moet het lukken. Voor 5 dollar een kabeltje gekocht dat thuis in de krat ongebruikte kabels en andere parafernalia zal verdwijnen. Technisch klopt het, maar we hebben geen muziek. Dat is raar, want de iPhone maakt ook geen geluid, dus die kant van de zaak is afgedekt. Dan maar ouderwets morrelen, rammelen, duwen en trakken. Na een hoop gekraak klinken daar The Doors met het album LA Woman, wat op de vele verhitte mijlen door de woestijn prima past. Het is geen Californie – nog niet – maar de muziek hoort hier wel. Net zoals Paul Simon (Still crazy after all these years), Crosby Stills Nash & Young (Deja vue), Queen (A night at the opera), Ramses Shaffy (verzameld), George Michael (Faith) en Amy Winehouse (Back to black). Allemaal muziek voor in de woestijn. Morgen meer woestijn, dan gaan we naar de Pixies en REM. Kortom: bij een roadtrip hoort wegmuziek. Radar Love bewaren we nog even.

Inmiddels hebben we de snelheid van de camper opgevoerd naar 65 tot 70 mijl per uur op de cruise control. Nog best lastig om uit te vinden hoe dat ding werkt terwijl je rechtuit wilt blijven gaan terwijl je wordt ingehaald door een verlengde vrachtwagen die tegen de 80 rijdt. Gelukkig was het rustig op het stuk van Zuid-Utah tot voor Salt Lake.

Onderweg zien we vanuit het dal waar we doorheen rijden niet veel anders dan bergen links en bergen rechts, oh ja, en ook voor ons. We zijn dus omringd en daardoorheen ligt het lange lint asfalt. Visioenen van Namibie komen in mij op, ook dat was een soortgelijk landschap, met een dito klimaat en ook daar ligt er links en rechts van de weg vaak een hoop troep. Soms betreft het een sloperij, andere keer is het een inrichting tot de verkoop van fruit en hier en daar een nederzetting die de term dorp niet echt mag dragen. Op de snelweg wordt dit dan nog verder uitgewerkt met hier en daar een hoop resten van een ontplofte autoband, waarvan de noodzaak dit uit de vluchtstrook te verwijderen bij niemand urgent is geworden. Dat is al wat er langs de weg ligt, dode autobanden. Gelukkig geen roadkill, want het ene konijntje bij Lake Mead op dag 1 op een weg waar per uur een auto langskomt, was wel genoeg.

In Beaver gaan we koffie drinken. Denken we. Het wordt een eerste bezoekje aan de McDonalds, en dat wordt een legendarische. De ‘small coffee is een volle bak slap zwart water, Mariella heeft een koude chocomelk en ik neem een sausage/egg/cheese-ding, want hamburgers hebben ze nog niet. Ze zitten nog in de ontbijtfase. Na een eerste hap van wat het smerigste broodje van het noordelijk halfrond blijkt te zijn, snap ik plots Michael Douglas in de film Falling down, waar hij in machteloze woede een machinepistool leegschiet in het plafond van een fastfoodrestaurant omdat hij geen ontbijt krijgt. Nu wel, ik heb het precies andersom. Ik wil een hamburger en nooit, maar dan ook nooit meer zo’n smerig broodje.

De bediende is echter een vriendelijke vent die zo uit een resocialisatietraject komt gerold. Bij het poetsen van de tafeltjes praat hij in zichzelf, meldend dat het een mooie dag is en dat we van deze mooie dag moeten genieten. Hij praat tegen zijn zeem, ik loop snel door naar de plee.

Vlak voor het stadje Salt Lake – wat een megastad is – krijgen wij langs de weg de mededeling dat we Amish-gebied binnenrijden. Dat is een wonderlijk gezelschap waar ik op tv, in boeken en in films wel eens kennis mee heb mogen maken. Ik verheug me op een paard en wagen op de 15 North, maar meer dan een overdaad aan kerken en kerkjes in de aanpalende stadjes, krijg ik er niet van te zien. Jammer. Wel wordt ons nog even per advertentie duidelijk gemaakt dat de mens door een opperwezen is gecreeerd. Dat we dat maar even weten. Om deze boodschap kracht bij te zetten, is een plaatje met daarin drie wezens – indachtig Darwin van aapje tot mens – met een rood kruis ongeldig gemaakt. Niks evolutie, schepping. Dit is Utah in het jaar 2017.

Bij Provo – een plaatsnaam die niet echt recht doet aan de progressiviteit van deze omgeving – wordt het druk, drukker en steeds drukker op de 15 North. Gedurende 50 mijl rijden we door Salt Lake en alles wat eraan gebouwd is. Een stad van 75 kilometer lang! Goed, heel breed is het niet tussen de bergen rechts – met sneeuw – en het zoute meer links, maar het is al met al een aardige verzameling huizen, wijken, straten en verkeer.

Alsof ik nooit anders heb gedaan dan in een bus rijden, manoeuvreer ik door het verkeer. Links en rechts schieten er auto’s langs, voegen uit, voegen in, gaan op de rem staan of geven juist gas, maar ik blijf koel. Omdat mijn zicht met deze bus naar achteren minimaal is, hoef ik me slechts te focussen op de baan voor me en met behulp van een navigerende Mariella af en toe wat op te schuiven om de juiste richting te houden. Later zal Mariella toegeven dat zij de rit door Salt Lake spannender vond dan ik, zij ziet alles om zich heen, ik focus me slechts op de auto voor me en de juiste richting. Wel zo relaxt.

In onze zoektocht naar boodschappen nemen we in Ogden een paar afslagen. De Super-8 verkoopt caravans en geen fruit en cola (of filmcamera’s, zoals je zou kunnen verwachten) en de andere kant op verkoopt niemand iets. Helaas wordt langs de snelweg alles aangegeven middels borden: food, sleeping en gas. Maar supers? Niks. En als je er eentje langs de weg ziet, ben je natuurlijk gewoon te laat. Dus gaan we maar op de gok nog een afslag af, degene na de Super-8. Weer zo’n brede vreetweg met een Wendy’s, een Mac, een Burger King, een Taco Bell en jawel, een 7Eleven. Daarvan weet, hoop en verwacht ik soulaas. Bedrogen kom ik uit, het is de super van een benzinestation. Niks inkopen dus.

Mariella zit achter het stuur en wil met het onding dat de camper is, niet zomaar een zesbaans weg kruisen, ze wil even verderop keren via een met lampen afgezet kruispunt. Prima. Doen. Wanneer we erheen rijden, zie ik links van de weg een bord met erop ‘RV’s welcome’. Dat zijn wij! Na keren rijden we dus een behoorlijk treurig RV-park op, nog net op gehoorsafstand van de zesbaansweg en we besluiten een betonplaat te huren. Afvoer van water, aanvoer van water en elektriciteit zijn allemaal voor ons, als wij maar 40 dollar overmaken per creditcard.

Aangezien we het rijden zat zijn na zo’n 600 kilometer asfalt, nemen we de plaat.

Reacties

Reacties

Griet

Heerlijk verhaal weer. De opmerking over pindakaas met sambal vind ik dan weer een beetje jammer, maar hé, kan niet alles hebben. Waarom eigenlijk niet?

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!