america-thirst.reismee.nl

Alle dino's uitverkocht

Flaming Gorge, zo heet de kloof waar wij in overnachtten. En zo bruut als de ene kant is, zo wonderschoon is de andere. Ook nu zullen wij in Wyoming, waar we nog steeds zitten, van de ene in de andere verbazing vallen. Tot we in Manila zijn, want dat is alweer Utah. De Gorge houdt een keer op en daar begint de langenaaldboomweg. Die op zijn beurt ook weer een kilometer of 100 aanhoudt.

Maar eerst de afslag, we willen de Flaming Gorge Dam zien. Dat is zes mijl heen en weer terug, want door leidt tot een heel andere werkelijkheid in een heel ander landsdeel waar we niet heen moeten.

Vlak na de afslag schrikken we ons wild. Wat er ook gebeurt, we willen geen roadkill veroorzaken groter dan het niveau vlieg/mug. Op de weg zit een klein knaagdier, een chipmunk, ook wel eekhoorn genoemd. Of het nu Knabbel of Babbel is, ik kan ‘m niet ontwijken zonder zelf het risico te nemen met vijftig mijl per uur om te slaan of van de weg te raken. Als ik in de spiegel kijk, zie ik geen plat bontje op straat. En omdat we nog terug moeten, gaan we voor onze gemoedsrust nog eens goed de weg afspeuren.

De dam is best aardig, al kunnen we nergens in of op. Wel over, met de auto. En dan weer terug naar de hoofdweg.

Vlak voorbij die ene camping annex garage moet dan als het goed is geen platgereden eekhoorn liggen en tot onze hoerastemming ligt ‘ie er inderdaad ook niet. Opgelucht rijden we door.

Na vele, vele kilometers komen we aan in Vernal en dat besluiten we over te slaan, want we moeten naar Jensen, waar het Dinosaur National Park ligt, waar we moeten wezen. In Jensen gaan we lunchen want daar is – naar onze verwachting – alles.

Niet dus.

Jensen is een slapend gehucht met een informatiecentrum en verder niks. Pinnen? Dat kan dertien mijl terug in Vernal. Lunchen? Ja, dat kan, twee mijl terug is een cafe, of ga anders naar Vernal, daar is alles.

We nemen het cafe en kopen met onze laatste papieren dollars twee hamburgers en wat cola. De creditcard doet het niet: ‘We hate Visa,’ aldus de uitbater. We betalen cash en hebben nog twee tientjes over.

Bij Dinosaur besluiten we eerst een kampeerplek te veroveren voor we dino’s gaan spotten. Zo’n tien mijl voorbij de dinoplek, aan de rivier, ligt een lieflijke camping in het groen. Hier en daar staat een boom die voor de noodzakelijke schaduw zorgt, het is moeilijk uit te houden. We hangen een label aan de paal bij plek 35 en zetten twee stoelen neer met de boodschap: ‘bezet, oprotten!’ en rijden terug naar de dino’s.

Vanaf het bezoekerscentrum rijdt er een bus een halve mijl de berg op om een muur met botten te showen. Nergens ter wereld zijn meer dinosaurussen gevonden dan hier in Jensen. 149 miljoen jaar geleden is er iets met een rivier gebeurd en dat resulteerde in een enorme stapel botten. Vanaf 1909 zijn ze uitgegraven en op een kaart staat waar ze allemaal naartoe zijn verhuids: Pittsburgh, Washington, Los Angeles, New York, Europa. Overal. Maar niet hier dus! Hier rest alleen de muur met botten (zo’n 1.500, dat wel) en afgietsels van skeletten en delen van.

Wat een sof. Nee, dan Drumheller, 300 kilometer voorbij Calgary. Daar staan heel wat van die beesten opgesteld. Gelukkig hebben we dat in 2011 gezien en nu dus een opgravingsite. Plaatje compleet, camper terug naar de camping.

Wanneer we plek 35 daadwerkelijk bezetten, bemerken we even verderop een trailer die nogal wat lawaai maakt. Dat is de generator voor de airco, als je namelijk geen elektriciteit hebt – en dat is hier niet – moet je de generator aanzetten als je iets met elektra wilt. Zo’n generator hebben wij ook, maar niet aan. Hij wel. Hij is de eigenaar van de trailer en Mariella gaat hem vragen tot hoe laat hij gaat koelen.

Enigszins overdonderd antwoordt hij tot een uur of zeven, zo na het eten. Dat vinden we verder prima. Een andere plek zoeken heeft ook zo z’n nadelen, er is namelijk niks aanvaardbaars vrij.

Wanneer we een uur later een dobbeltje leggen, is het al een kwartiertje stil en hoewel we dat prettig vinden, vinden we het ook raar. Het is half vijf. Even later wordt de trailer aangekoppeld en rijdt weg, de camping af. We kijken elkaar verbaast aan. Hij is met auto, trailer en generator gewoon vertrokken. Waarheen dan? In de nabijheid is geen camping te ontdekken. We weten dat hij niet ergens anders is gaan staan, want de enige weg van de camping naar de bewoonde wereld kunnen we zien en daarover is hij zojuist weggereden.

Wonderlijk.

In de avond vertelt een ranger het levensverhaal van Josie Morris, een vrouw die van 1914 tot 1964 in een hut woonde op het terrein van Dinosaur en volledig zelfvoorzienend was. Tot haar 90e heeft ze haar eigen groente verbouwd en haar kudde verzorgd. In haar uppie, een uur rijden van de bewoonde wereld, helemaal aan het einde van het dal. De hut is er nog en de volgende dag ga ik – geënthousiasmeerd door het verhaal dat de vrouwelijke Ranger van amper anderhalve meter hoog vertelde aan zo’n twintig aandachtig luisterende kampeerbewoners.

De volgende ochtend gaan we daar dan ook heen.

Om direct erna weer een hele rijdag te hebben naar Moab, in Utah, waar we via Colorado aankomen. De eerste honderd mijl zijn niet heel spannend, al is de Douglaspas aan het einde nog wel even spannend, zeker ook omdat de motor soms op uit het niets gaat remmen op zichzelf. Deze versnellingsbak is wel heel erg automatisch.

Na de pas wordt het al snel woestijn, en is het uiteindelijk Utah. Het tussenstuk bestaat uit snelweg en dat schiet lekker op. Toch krijg ik een vorm van hongerklop, ik heb om half negen een bakje yoghurt op en nu is het half drie, tijd voor lunch.

Vanaf de snelweg kunnen we twee afslagen nemen. Degene die iets verder ligt waardoor we eerder in Moab zijn of de eerdere, waardoor we iets langer rijden, maar waardoor we wel door Cisco rijden. We kiezen voor Cisco.

Hoewel er op de borden van de afslag staat ‘No service’, gaan we er vanuit dat dit geldt voor benzine, olie en repen chocola, niet voor eten. Nu welaan, Cisco doemt op en maakt een uitgestorven indruk. Er staan verroeste bussen, er staan lege woningen, er staan ingestorte lege woningen en er is niemand in de stad. Zo ziet een spookstad er dus uit. Daar valt geen broodje kaas te halen.

We rijden de 58 mijl door naar Moab en wanneer we met onze weg tegen de rivier de Colorado aanschurken, vallen we van de ene verbazing in de andere. Links en rechts van de kloof enorme rode rotsen die als flatgebouwen mét penthouse hoog staan te wezen. Het is de weg, de rivier en enorme rotspartijen. We rijden door tot we in Moab zijn langs deze voor ons nu al historische weg. En dan moet Arches – het nationale park waarvoor we hier zijn – nog komen.

Na een korte zwempartij op de camping in een minibad dat echter wel voldoende verkoeling geeft, gaan we uit eten bij de brouwerij waar Mariella een prime rib bestelt, in de veronderstelling dat het spare ribs zijn. Verbazing als er een biefstuk ter grootte van anderhalve koe op haar bord verschijnt. De smaak is echter bijzonder goed, evenals van mijn Mexicaanse kip. Uiteraard zijn de porties dubbel.

Terug op de camping buiken we wat uit, bloggen en/of lezen wat en gaan vroeg slapen. Om zes uur gaat dat wekker, dan is het 15.00 uur in Nederland.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!